VIPP Babyconnect loopt door in 2025. Naar verwachting kunnen de eerste zorgverleners eind 2024 een eerste dataset met meerwaarde uitwisselen. In 2025 wordt de hoeveelheid data verder uitgebreid en kan gegevensuitwisseling op grotere schaal worden toegepast. Om de financiering en doorloop in 2025 te realiseren is de beleidsregel herzien. Ook de outcomedoelen zijn aangepast. Wat dit voor jou als deelnemer betekent lees je hier.
Aan een subsidieprogramma als VIPP Babyconnect zijn voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn verwoord in de subsidieregeling; deze is 11 oktober 2024 voor VIPP Babyconnect opnieuw aangepast. Hierin is de projectperiode met een jaar verlengd tot en met 31 december 2025. Daarnaast zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld voor de projectorganisatie en de ICT implementatie- en licentiekosten. Bovendien zijn de uitkomstdoelen (outcomedoelen) herijkt.
Herziening beleidsregel gepubliceerd
In ons artikel VIPP Babyconnect loopt door tot in 2025 van 30 september jl. beschreven we al de aanleiding voor de aanpassingen. Om de financiering en doorloop in 2025 te realiseren is de beleidsregel herzien. Ook de outcomedoelen zijn aangepast. De herziening van de beleidsregel is 11 oktober jl. gepubliceerd in de Staatscourant. Daarmee is het voornemen tot aanpassing een feit.
Outcomedoelen aangepast
De uitkomstdoelen die aan de subsidieregeling verbonden zijn op sommige aspecten aangepast. In 2019 klonk het startsein voor het programma VIPP Babyconnect. Met het opstellen van de outcomedoelen van VIPP Babyconnect is destijds uitgegaan van beschikbare informatie en resultaten uit verschillende VIPP programma’s en overige ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld gespecificeerde toestemming. Zo kon voor de geboortezorg hierop voortgebouwd worden.
Echter zijn we nu enkele jaren verder en het is duidelijk geworden dat de realiteit anders is. Met de kennis en beschikbare resultaten en oplossingen van nu passen de beschrijvingen van de outcomedoelen niet meer bij de praktijk. In afstemming met VWS heeft het landelijk programmabureau daarom enkele aanpassingen kunnen doorvoeren in de outcomedoelen.
Eindgebruikers staan nog altijd centraal
Het uitgangspunt van VIPP Babyconnect is: de eindgebruikers ondersteunen met meer digitale informatie. Dat is nog altijd het belangrijkste doel van het programma.
Omdat je bij een innovatief programma als VIPP Babyconnect op voorhand nooit kan overzien hoe de toekomst zich ontwikkelt, is vanaf de eerste dag ingezet op een groeimodel. De outcomedoelen van de subsidieregeling gaan uit van gegevensuitwisseling zoals op moment van afronding van het programma mogelijk is. Omdat ontwikkeling niet stilstaat en ook na de afronding van het subsidieprogramma door moet gaan, moet er een borgingsplan zijn waar de eindgebruikers wederom akkoord op geven.
De outcomedoelen zijn onderverdeeld in vier punten: medicatieveiligheid, patiënt centraal, digitale overdracht en eenmalig vastleggen, meervoudig gebruiken. De volledige omschrijving van de outcomedoelen vind je hier.
Samen aan iets waardevols werken
Dankzij de herziening van de beleidsregel en het aanpassen van de outcomedoelen kan gegevensuitwisseling in de geboortezorg verder ontwikkelen, sluit deze beter aan op de praktijk en wordt de uitwisseling van data op grotere schaal mogelijk in 2025. Zo kunnen we met elkaar, ook in 2025, iets waardevols neerzetten voor de eindgebruikers.
Meer weten?
Wil je meer weten over de aanpassingen? Lees dan onderstaande veelgestelde vragen of neem contact met ons op via info@carecodex.org.
Veelgestelde vragen:
Waarom zijn de outcomedoelen niet SMART geformuleerd?
We kunnen nog niet precies inschatten hoe ver we komen. Tijdens het project stuiten we dagelijks op nieuwe uitdagingen en onverwachte situaties. Soms komen we tot de conclusie dat we bepaalde zaken anders moeten aanpakken, of krijgen we te maken met nieuwe prioriteiten vanuit de overheid, zoals de nadruk op generieke functies. Naar verwachting zijn we volgend jaar zomer weer een stap verder. Door de outcomedoelen minder strikt SMART te formuleren, ontstaat er ruimte om flexibel in te spelen op deze veranderingen.
Is de brede formulering van de outcomedoelen een risico?
Het voordeel van het niet SMART formuleren van de outcomedoelen is dat de omvang flexibel kan worden aangepast aan wat op een gegeven moment haalbaar is; dit is de relevante en de noodzakelijke informatie die op dat moment beschikbaar is.
Zo werd in ziekenhuizen eerst ingezet op de digitale uitwisseling van alle geboortezorg-informatiebouwstenen (zibs). Toen bleek dat dit niet haalbaar was, werd de scope aangepast naar de Basisgegevensset Zorg (BGZ). Daarnaast wordt, waar mogelijk, de volledige zwangerschapskaart gedeeld via een pdf.
Er zijn echter ook ziekenhuizen die méér informatie kunnen uitwisselen. Deze verschillen zijn toegestaan, zeker in regio’s waar eindgebruikers aangeven dat bredere uitwisseling mogelijk is binnen hun partnerschap. Door deze bredere formulering van de outcomedoelen ontstaat juist ruimte om positief in te spelen op de mogelijkheden per regio, in plaats van dat dit een beperking vormt.
Wat betekent ‘voor zover het mogelijk is’? En wat als het niet mogelijk is?
Wanneer deelnemers aangeven dat ze iets in principe wel zouden kunnen, maar door omstandigheden buiten hun verantwoordelijkheid toch niet slagen, moet het regionaal partnerschap hierover apart rapporteren aan het ministerie van VWS. Dit heeft verder geen consequenties.
Anders ligt het echter wanneer een deelnemer aantoonbaar niet heeft meegewerkt. Stel bijvoorbeeld dat een regionaal partnerschap in de afgelopen drie à vier jaar herhaaldelijk geprobeerd heeft een verloskundigenpraktijk bij het project te betrekken. Deze praktijk had bij aanvang wel ingestemd met deelname aan VIPP Babyconnect, maar heeft uiteindelijk geen medewerking verleend of is niet aanwezig geweest bij projectoverleggen. In dat geval toont de praktijk geen inzet en heeft zij feitelijk niet deelgenomen.
Het is dan aan het regionaal partnerschap (en niet aan VWS) om met de verloskundigenpraktijk in gesprek te gaan en eventueel ontvangen subsidie terug te laten betalen. Het regionaal partnerschap legt hierover verantwoording af aan VWS voor het geheel.
Hoe wordt VWS geïnformeerd?
De dertien leveranciers van zorginformatiesystemen zijn verdeeld over de regionale partnerschappen. Dit partnerschap is de zogenaamde kartrekker voor die leverancier en zet in op het realiseren van aanpassingen vanuit leveranciersmanagement. Periodiek rapporteert het regionale partnerschap de voortgang aan VWS.
Daarnaast heeft het landelijk programmabureau elk kwartaal een overleg met VWS. In deze gesprekken wordt niet alleen besproken welke doelen zijn bereikt, maar ook welke uitdagingen er zijn en welke zaken nog niet lukken. Op deze manier houden de regionale partnerschappen en het landelijk programmabureau elkaar op de hoogte, zodat VWS steeds goed geïnformeerd is.