Interview met Sjaak Gondelach
Sjaak Gondelach, tot voor kort informatie-architect in het UMC Utrecht, is al lang betrokken bij digitale gegevensuitwisseling. Sinds deze maand geniet Sjaak van zijn pensioen, maar hij blijft via Raedelijn betrokken bij VIPP Babyconnect. We stelden Sjaak een aantal vragen over zijn rol bij het VIPP-programma en hoe hij de toekomst van digitale gegevensuitwisseling in de (geboorte)zorg ziet. Sjaak vertelt uitgesproken: “We hebben iets waardevols in handen. Nu is het een kwestie van doorpakken!”
Wat doet een informatie-architect?
“ICT-architectuur is een proces waarbij je aan de ene kant kijkt naar de (veranderende) informatiebehoefte van je organisatie en aan de andere kant hoe je die het beste met ICT kunt ondersteunen, passend binnen de kaders van strategie en beleid van je organisatie en binnen de kaders van wet- en regelgeving. We hebben bij het UMC Utrecht bijvoorbeeld een hele serie architectuurprincipes en richtlijnen ontwikkeld waarbinnen ICT-ontwikkelingen moeten plaatsvinden. Als je nieuwe ICT-producten aanschaft of ontwikkelt, kijk je steeds naar de randvoorwaarden waaraan je je moet houden. Dit is een beetje vergelijkbaar met het Afsprakenstelsel Interoperabiliteit Geboortezorg. Je kijkt wat de eisen en wensen zijn van de eindgebruikers en hoe je dat zou kunnen vertalen in software, binnen allerlei randvoorwaarden zoals privacy en security. Maar je kijkt ook naar bijvoorbeeld hoe schermen eruit moet zien. Samenvattend kun je zeggen dat een informatie-architect een vertaler is tussen de (eind)gebruikers en de software engineers.”
Hoe ben je betrokken geraakt bij VIPP Babyconnect?
“Vanuit het UMC Utrecht werkten we veel samen met het Diakonessenhuis. We verwijzen patiënten naar elkaar en wilden dan ook de patiëntgegevens en medische beelden uitwisselen. Denk bijvoorbeeld aan een orthopedische patiënt die röntgenfoto’s heeft laten maken in het UMCU en die wordt terugverwezen naar het Diakonessenhuis, waar de operatie uiteindelijk gebeurt. Dan wil je dat die beelden niet opnieuw gemaakt hoeven te worden. Zo was ik dus bezig met transmurale communicatie en gegevensuitwisseling. Daarnaast was ik ook betrokken bij de netwerkorganisatie Trijn (RSO) waarbij de focus ligt op digitale gegevensuitwisseling, zorgcommunicatie en beschikbaarheid van data. Van het een kwam het ander en zo raakten we bij diverse projecten betrokken, waaronder ook bij het begin van VIPP Babyconnect. Dit sloot naadloos aan op waar we mee bezig waren.”
Hoe maak je de vertaalslag van techniek naar de zorgverleners?
“Het is belangrijk om steeds de eindgebruikers als uitgangspunt te nemen. Je moet je steeds afvragen: Welke behoeften ervaren zij in hun dagelijks werk in de zorg en wat hebben de eindgebruikers aan onze ICT-oplossingen? Neem als voorbeeld de Babyconnect viewer voor de verloskundigen. De verloskundigen willen graag een viewer die inzage geeft in de geboortezorggegevens van hun cliënt die door een andere zorgaanbieder zijn vastgelegd. Die viewer moet dat wel meer kunnen tonen dan wat de verloskundige nu al heeft in de vorm van een papieren zwangerschapskaart of brieven. Hoe moet die viewer er dan uit zien? Welke gegevens staan erin en hoe is dat gesorteerd en gecategoriseerd, wat zie je en wat moet er minimaal aanwezig zijn om meerwaarde te hebben voor de verloskundigen? Je maakt een ontwerp dat vervolgens wordt afgestemd met de verloskundigen. Hier komt uiteraard een reactie op die om aanpassing van het eerste ontwerp vraagt. Dit gebeurt vaak een aantal keer en op een gegeven moment heb je overeenstemming met elkaar. De gemaakte afspraken zet je op papier en vandaaruit kun je aan de techniek gaan werken. Zo maak je samen een goede vertaalslag van wat de zorgverleners willen en dit zet je om in techniek.”
Welke uitdagingen zie je in het VIPP Babyconnect programma?
“We hebben te maken met veel verschillende softwareleveranciers die allemaal hun systemen moeten aanpassen. Als ik hoor hoe moeizaam die onderhandelingen soms gaan, denk ik: dit wordt nog een hele kluif en zeker om het binnen de looptijd van het programma voor elkaar te krijgen. Maar ik weet zeker dat we het wel werkend krijgen. Hoe meer gegevens uit verschillende systemen we straks in de viewer kunnen laten zien, hoe hoger de meerwaarde van het uiteindelijke resultaat zal zijn voor de zorgverleners. Zo zijn zorgverleners ook het meest bereid om het straks te gebruiken. Maar als we op een punt komen, voor het einde van het subsidietraject, waar de zorgverleners zeggen: ‘dit is echt de moeite waard en dit ga ik zeker gebruiken’, dan zijn we nog niet klaar. Ook na het subsidietraject gaan de ontwikkelingen door met de ingezette Innovatie- en beheercyclus. Op die manier is de kans het grootst dat iedereen uiteindelijk tevreden is met het eindresultaat.”
Je blijft, ondanks je pensioen, toch betrokken bij VIPP Babyconnect?
“Ja, ik blijf verbonden aan Babyconnect. Via Raedelijn ben ik ongeveer een halve dag per week als adviseur beschikbaar [red. Raedelijn is als ROS penvoerder van regionaal partnerschap Utrecht]. Ik zou het erg leuk vinden als ik het einde van het subsidietraject kan meemaken. Ik vind VIPP Babyconnect echt een interessant en leuk traject. De geboortezorg is namelijk een uitzondering in de zorg, want het gaat niet over ziekte, maar over een blijde gebeurtenis; een geboorte.”
Wat is voor jou de meerwaarde van VIPP Babyconnect en hoe zie je de toekomst voor je?
“VIPP Babyconnect speelt een voortrekkersrol voor de zorg in de breedte. We halen, vind ik, de kolen uit het vuur. Ik denk dat de principes die we toepassen de juiste zijn, uitgaande van (inter)nationale standaarden en zorginformatiebouwstenen, die ook bruikbaar zijn in alle andere sectoren van de zorg. En als het gaat werken bij VIPP Babyconnect, dan ben ik ervan overtuigd dat het ook voor die andere sectoren gaat werken en dat vind ik interessant. De architectuur is gewoon goed en het is de moeite waard om dat door te ontwikkelen en ook op te schalen naar andere zorgsectoren.
VIPP Babyconnect is wel een traject voor doorzetters en mensen met een lange adem. Maar ik geloof echt dat we wat waardevols in handen hebben en dat het de moeite waard is om dat verder te ontwikkelen. Dus laten we met man en macht zorgen dat het programma zo ver mogelijk komt binnen de subsidieperiode. En dan hoop ik dat er daarna een vervolg komt om alles verder uit te bouwen en door te ontwikkelen. Kortom: nog even de kiezen op elkaar en doorgaan! We hebben iets waardevols in handen. Nu is het een kwestie van doorpakken!”
Sjaak Gondelach, Beeld: ©Sjaak Gondelach