1. Nieuws
  2. Betrokken vanaf het eerste uur: Dorine Veldhuyzen

Betrokken vanaf het eerste uur: Dorine Veldhuyzen

9 april 2019

Nu het programmabureau van start is, willen we de komende tijd (nieuwe) medewerkers voorstellen. Deze keer een bekend gezicht en iemand die vanaf het eerste uur betrokken is bij het actieprogramma Babyconnect: Dorine Veldhuyzen.

Dorine, hoe ben jij bij Babyconnect terechtgekomen?

Als adviseur bij Talmor werkte ik veel in de geboortezorg. Daar kreeg ik te maken met zorgverleners die meer en meer multidisciplinair wilden gaan samenwerken. Ik merkte hoe groot de behoefte was om digitaal gegevens te kunnen delen met elkaar. Ook tijdens de moduletrajecten in 2016-2017 kwam deze behoefte bij de deelnemende VSV’s naar voren. Per VSV werden werkgroepen opgericht om oplossingen te bedenken om gegevens te kunnen uitwisselen en afspraken te maken met leveranciers. Dat moest toch anders kunnen!

Waarom moest dat anders?

Met deze aanpak per VSV werden er onnodig kosten gemaakt, want ieder VSV was het wiel aan het uitvinden. Bovendien waren de bedachte oplossingen niet over te dragen naar applicaties van andere leveranciers of softwareprogramma’s in andere zorgsectoren of in andere regio’s. We zagen toen dat het échte probleem zo niet werd opgelost. Dit moest landelijk geregeld worden.

En toen?

Met een klein team van betrokkenen zijn we de mogelijkheden gaan onderzoeken. Hoe worden gegevens in andere sectoren uitgewisseld? Hoe doen ze het in het buitenland? Het bleek toen dat het technisch mogelijk is gegevens te kunnen delen op een manier dat alle betrokken zorgverleners in hun eigen softwareprogramma kunnen blijven werken. En dat de regie over de gegevens bij de cliënt/patiënt ligt. In 2017 zijn wij deze techniek gaan testen in Nederland, in een zogenaamde Proof of Concept. We hebben met de regio’s Noord-Holland-Noord en Amsterdam drie testen gedaan, op verschillende momenten, met fictieve informatie en met alle in de geboortezorg betrokken systemen. Dit concept bleek te werken: ook de digitale uitwisseling tussen verschillende regio’s.

Het is inmiddels 2019. Waarom heeft het zo lang geduurd voordat de geboortezorg ermee kan gaan werken?

In eerste instantie was er met name in de betrokken regio’s veel enthousiasme. Op landelijk niveau waren er twijfels. Is zo’n landelijke aanpak nodig, is het niet beter om het volledig over te laten aan de markt, aan de leveranciers? Maak je het niet te complex of wordt de marktwerking hiermee te veel verstoord?

En, is dat zo?

De markt voor het aanbieden van softwareapplicaties aan zorginstellingen, zorgverleners en cliënten (PGO) verandert niet zoveel. Deze producten zijn nog steeds nodig. Wat met de aanpak van Babyconnect wel verandert is dat de leveranciers data beschikbaar moeten stellen. De data moeten in elk geval in een viewer opgeroepen kunnen worden voor zorgverleners en bekeken kunnen worden door cliënten/patiënten. Bovendien moet de informatie-uitwisseling op zo’n manier gebeuren dat deze landelijk aansluit en dat de structurele kosten beperkt blijven.

Betekent dit dat leveranciers meer zullen samenwerken?

Jazeker. Samenwerking is sowieso de sleutel tot het realiseren van digitale gegevensuitwisseling in de geboortezorg. Niet alleen de leveranciers hebben iets te zeggen over het aanbod, maar ook de gebruikers: de cliënten, zorgverleners en – organisaties. De kaders waaraan digitale gegevensuitwisseling moet voldoen volgens VWS en de geboortezorg zijn opgesteld in het Framework>>>. Hierin staat onder andere dat de cliënt of patiënt eigenaar is van de data en hierover moet kunnen beschikken. De zorgverlener heeft in het zorgproces op bepaalde momenten informatie nodig. Dit moet leidend zijn in uitwisseling van gegevens en daarom ook in de werkwijze van leveranciers. Techniek volgt inhoud. De aanpak van Babyconnect is hierop gebaseerd.

Wat is jouw motivatie voor dit traject?

Ik vind dat de ICT een eerlijk speelveld moet zijn voor alle spelers. Ik ben zelf chronisch patiënt – sinds mijn dertiende. Ik heb vaak moeten knokken om mijn eigen gegevens te kunnen krijgen. En dat vind ik gek. Ze zijn toch van mij? Ik wil weten en zelf bepalen wie mijn gegevens inziet. En ik wil zicht hebben op wat er mee gebeurt, want: wie doet wat met mijn gegevens?

Wat is jouw rol in het programmabureau?

Ik stem veel af met andere programma’s die zich met digitale gegevensuitwisseling bezighouden: koepelpartijen, branche- en beroepsorganisaties, het ministerie van VWS, leveranciers. Veel partijen zijn betrokken en daarom is samenwerking belangrijk. Bovendien gaan de ontwikkelingen snel. Het is nodig elkaar goed te blijven informeren.

Twee van de pijlers in het actieprogramma zijn kennisopbouw en kennisdelen. Zodat alle partijen weten hoe de blauwdruk van digitale gegevensuitwisseling eruitziet en hoe de rollen verdeeld zijn in het veld.

Wanneer is voor jou het actieprogramma Babyconnect geslaagd?

Op de lange termijn is het voor mij geslaagd als de technische mogelijkheden om informatie te kunnen delen ingezet worden in de geboortezorg. En wanneer de beslissingsbevoegdheden op de juiste plek liggen. Dit houdt in dat cliënten, zorgverleners en zorgorganisaties zelf kunnen kiezen met welke toepassing ze werken. En uiteindelijk moet de data -mits de cliënt hiervoor toestemming heeft gegeven – ook gebruikt kunnen worden voor de zogenaamde secundaire datagebruikers, dus voor statistiek en voor wetenschappelijk onderzoek.

Op de korte termijn is het actieprogramma voor mij geslaagd als de techniek volledig werkt en zorgverleners en cliënten hiervan gebruikmaken.